Staat van de Woningmarkt 2016
Hoe ziet de woningvoorraad eruit en wat zijn de woonlasten van huurders en kopers? Cijfers hierover staan in de rapportage Staat van de Woningmarkt 2016 die het kabinet op 31 oktober 2016 publiceerde. Met deze jaarlijkse rapportage informeert het kabinet de Tweede Kamer over de landelijke ontwikkelingen op de woningmarkt.
In de Staat van de Woningmarkt staan cijfers over de bouwsector, de huursector, de woningvoorraad en woonlasten van huurders en kopers. De belangrijkste cijfers op het gebied van betaalbaarheid, beschikbaarheid, duurzaamheid en regionale verschillen die in de Staat van de Woningmarkt 2016 staan:
Betaalbaarheid
- De huurstijging van de sociale huurwoningen van corporaties in 2016 is de laagste sinds 2012: 1 procent exclusief harmonisatie en 1,8 procent inclusief harmonisatie (harmonisatie is de mogelijke huurverhoging als er een nieuwe huurder in de woning komt). Daarnaast is de huurstijging bij de laagste inkomens (gemiddeld 0,8 procent) lager dan bij de hogere inkomens (gemiddeld 2,2 procent).
- In 2016 nam de huur bij circa 4 procent van de totale huurvoorraad af. Dat zijn ruim 120.000 woningen. Het gaat vooral om verlagingen bij bewonerswisseling.
- De huurquotes zijn de afgelopen jaren wel gestegen. Dit komt vooral door inkomensdaling, de uitstroom van huishoudens met een relatief hoger inkomen en huurstijgingen. De gemiddelde netto huurquote ligt voor huurders van corporatiewoningen met 26 procent lager dan gemiddeld (26,7 procent) en lager dan voor huurders van particuliere huurwoningen (29,1 procent).
- Het aantal huishoudens dat relatief goedkoop woont in relatie tot het inkomen (goedkope scheefheid), neemt af en bovendien wonen deze huishoudens steeds ‘minder scheef’. Zo had in 2009 nog 49 procent van de goedkope scheefwoners een inkomen van méér dan 1,5 keer modaal, in 2015 is dit 38 procent.
- Het aantal huishoudens dat relatief duur woont (dure scheefheid), neemt toe. Volgens het rapport komt dit vooral door harmonisatie van huurprijzen en een stijging van het aandeel huurwoningen tussen de aftoppings- en liberalisatiegrens.
Beschikbaarheid
- Het aantal huurwoningen van corporaties met een actuele huurprijs onder de 710,68 euro is tussen 2009 en 2015 met ongeveer 260.000 woningen gedaald. Hierin zijn ook woningen met een sociaal contract die door huurstijging boven de liberalisatiegrens zijn uitgekomen meegenomen. Het totaal aantal huurwoningen met een actuele huurprijs onder de 710,68 euro is tussen 2009 en 2015 met ongeveer 160.000 woningen gedaald, door een stijging van 100.000 gereguleerde woningen bij particuliere verhuurders.
- Het totaal aantal woningen met een huur onder de aftoppingsgrens is ten opzichte van 2009 afgenomen en het aantal woningen met een huur hierboven is juist toegenomen.
- Het rapport stelt dat de totale woningbehoefte tussen 2015 en 2019 met 73.000 per jaar stijgt. De geraamde groei van de woningvoorraad is 62.000 per jaar. Het woningtekort loopt op van 1,8 procent in 2015 naar 2,6 procent in 2020. Daarna neemt het geleidelijk weer af.
- Ondanks deze cijfers stelt het rapport dat de vraag naar sociale huurwoningen af zal nemen. Afhankelijk van het scenario bedraagt de afname 66.000 tot 315.000 woningen in de periode 2015-2025. Als oorzaken hiervoor noemt de rapportage: toenemend eigenwoningbezit onder middeninkomens en inkomensgroei.
- Corporaties zelf verwachten dat de nieuwbouw van sociale huurwoningen de komende vijf jaar stijgt naar gemiddeld 20.000 per jaar.
Duurzaamheid
- Van de sociale huurwoningen heeft 56 procent label A, B of C. Bij gereguleerde woningen van particulieren is dat 44 procent en in de vrije huursector 70 procent. Dat het gemiddelde energielabel bij corporaties lager ligt dan bij woningen in de vrije sector komt vooral doordat sociale huurwoningen gemiddeld ouder zijn dan woningen in de vrije huursector.
Regionale verschillen
- Het rapport concludeert onder meer dat in regio’s met lage spanning op de woningmarkt meer koopwoningen zijn, omdat de koopprijzen daar relatief laag zijn. De huurprijzen verschillen regionaal weinig, maar de kwaliteit van woningen tussen gespannen en ontspannen gebieden verschilt wel.
- De goedkope scheefheid in gespannen regio’s is 23 procent hoger dan in ontspannen regio’s (respectievelijk 40 en 17 procent). Ook het aandeel dure scheefheid is in gespannen regio’s groter dan in ontspannen regio’s.